De jacht

Naqada I vaas met een voorstelling van jacht op een nijlpaard, Metropolitan Museum of Art, New York.
Naqada I vaas met een voorstelling van
jacht op een nijlpaard,
Metropolitan Museum of Art, New York.

Uit de prehistorie zijn vele afbeeldingen bewaard gebleven van de jacht. Op rotsinscripties, schminkpaletten en vazen van aardewerk zijn vaak jagers te zien die als enige kledingstuk een fallusbuidel droegen. Zij hanteerden pijl en boog en harpoenen.

De jacht op woestijndieren, nijlpaarden en watervogels werd beschouwd als het afweren van vijandige machten die de Maät, de wereldorde in Egypte, zouden kunnen bedreigen. In de woestijn jaagde men op steenbokken, gazellen, antilopen, jakhalzen, hyena’s, vossen en hazen. Oude en verzwakte ossen of schapen dienden als lokaas voor de jacht op leeuwen en luipaarden. Had het roofdier zich hierin vastgebeten, dan liet men er afgerichte windhonden op los en beschoot men het dier met pijlen.

Bij vluchtende dieren wierp men een touw met een ronde steen aan het uiteinde rond de poten. Ook werden netten opgesteld waarin de opgejaagde dieren verstrikt raakten. Het nijlpaard vormde een grote bedreiging voor de opvarenden van de vele papyrusbootjes op de Nijl. Ook kon het agressieve dier grote schade aanrichten aan de oogsten op het land. Groepen mannen met harpoenen joegen daarom in boten op het nijlpaard. Het dier werd verwond en vervolgens zozeer afgemat dat het met lasso’s kon worden vastgebonden.

De zoon van Chnoemhotep II jaagt op een stier, graf BH3 te Beni Hassan.
De zoon van Chnoemhotep II jaagt op een stier,
graf BH3 te Beni Hassan.

Vele levendige voorstellingen van de jacht op woestijndieren zijn te zien in de graven van de gouwvorsten te Beni Hassan. Het jagen op leeuwen was een voorrecht van de farao. Amenhotep III (Nieuwe Rijk, 1389 – 1351 v.Chr.) maakte in een tekst aan de onderzijde van een gedenkscarabee duidelijk dat hij tijdens een jachtpartij maar liefst 102 leeuwen had gedood. 

De jacht op watervogels gebeurde voornamelijk met een trapeziumvormig klapnet. Een man strekte met een klakkend geluid een doek uit waardoor de vogels van de grond opvlogen. Vrijwel gelijktijdig werd het net door een groep vogelvangers dichtgetrokken.

Nebamon op vogeljacht, British Museum, Londen.
Nebamon op vogeljacht,
British Museum, Londen.

In de moerassen van de delta werd ook op een andere manier op watervogels gejaagd. In een papyrusboot voer men het dichtbegroeide papyrusmoerasgebied in. Men slingerde dan een werphout, een soort boemerang, naar eenden en andere watervogels. Een werphout (ook wel jachthout genoemd) gaat rechtuit en keert niet terug. Het zweeft in hoge snelheid door de lucht en draait daarbij snel rond. Het werphout is daardoor geschikt om er vogels mee te raken. 

Naast een aangenaam tijdverdrijf was de jacht op moerasvogels ook een handeling met een magische betekenis. In het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden wordt een werphout van faience bewaard uit de tijd van Toetanchamon. Dit kwetsbare voorwerp werd niet voor praktisch gebruik aangewend, maar diende als amulet in een graf.

HP

Bronnen:
– Fish and Fishing in Ancient Egypt – D. Brewr en R. Friedman
– The Oxford History of Ancient Egypt – I. Shaw
– The Mammals of Ancient Egypt – D. Osborn