De tempel van Karnak

De sfinxenallee voor de tempel van Karnak.
De sfinxenallee voor de tempel van Karnak.

De tempel van Karnak is het grootste tempelcomplex van Egypte. De oude Egyptenaren noemden Karnak  ‘ipet soet’, ‘meest heilige der plaatsen’. Karnak is de Arabische naam voor het dorp dat naast de tempel ligt. Het woord betekent ‘versterkte nederzetting’. Een beschrijving die mogelijk opkwam bij de eerste moslimbezoekers bij het zien van de enorme tempelmuur.

Het complex is erg ingewikkeld omdat het bestaat uit bouwwerken die aan verschillende goden zijn gewijd. De hoofdtempel is gewijd aan de god Amon. Ten zuiden hiervan staat de tempel van Moet, de echtgenote van Amon. De tempel van Chonsoe, de zoon van Amon, bevindt zich in de westelijke hoek van het complex. Ook Monthoe (een lokale oorlogsgod), Ptah en Osiris hebben hun tempels binnen Karnak.

Ongebruikelijk is dat de tempel van Amon op twee assen is gebouwd. De hoofdas gaat van het allerheiligste van de tempel in het oosten naar het westen en volgt de algemeen geldende richting van Egyptische tempels. Van het noorden naar het zuiden is er een tweede as. Deze leidt naar het tempelcomplex van Moet en naar de  tempel van Loeksor van  die een aantal kilometers ten zuiden van de tempel van Karnak ligt.

Wat we tegenwoordig als het tempelgebouw beschouwen, is eigenlijk een opeenvolging van pylonen (toegangspoorten), hoven en portalen die naar het binnenste van de tempel leidden. Daar was het heilige der heiligen, de woning van de godheid.

De tempel van Karnak vanuit de lucht.
De tempel van Karnak vanuit de lucht.

Het oudste deel van de aan Amon gewijde tempel dateert uit het Middenrijk, maar er zijn verwijzingen naar bouwactiviteiten die al in de 3de dynastie plaatsvonden. Door latere bouw- en sloopactiviteiten is van de Middenrijks- tempel zo goed als niets meer overgebleven.

Tijdens het Nieuwe Rijk werd de tempel door bijna elke farao uitgebreid. Hierdoor kreeg het bouwwerk zijn imposante karakter. Tijdens het uitbreiden schuwden de farao’s het slopen van oudere bouwwerken niet. Amenhotep III uit de 18de dynastie bouwde een pyloon met stenen uit een tiental oudere gebouwen. Ook gaven diverse farao’s opdracht een bouwwerk aan te passen en te voorzien van hun naam (usurpatie). Hierdoor is het lastig de chronologie van de bouwactiviteiten precies vast te stellen.

De priesterorde van Karnak behoorde tot de rijkste en invloedrijkste in Egypte. Naast het uitbreiden en verfraaien van de tempel maakten de farao’s grote giften over aan de god Amon en zijn priesters. Het bezit van de tempel groeide hierdoor uit tot maar liefst 280.000 hectare landbouwgrond met 421.000 stuks vee. Ramses III uit de 19de dynastie schonk bijna 32.000 kilo goud, 997.000 kilo zilver en 2,4 miljoen kilo koper aan de tempel van Karnak.

In de loop der eeuwen is de tempel zwaar beschadigd geraakt. Erosie door wind en water en een aardbeving in 27 v.Chr. hebben het complex zwaar beschadigd. Door stijgend grondwater zijn een aantal funderingen verzakt. De grootste schade is echter door mensen aangebracht. Stenen uit de tempel zijn gebruikt voor het bouwen van huizen en stallen. In de afgelopen tweeduizend jaar hebben toeristen hun naam op de muren achtergelaten en stukken reliëf uitgehakt. Ook schatgravers op zoek naar verborgen schatten hebben Karnak weinig goed gedaan. Desondanks zijn er nog vele hectaren van het complex die niet onderzocht zijn en die nog verborgen kennis kunnen bevatten.

PvG

Bronnen:
– Karnak, evolution of a temple – E. Blyth
– The temples of Karnak – Schwaller de Lubicz
– Heilige plaatsen in het oude Egypte – L. Oakes
– Egypte, van de Prehistorie tot de Romeinen – D. Wildung