De trappenpiramide van Djoser

De trappenpiramide van Djoser, Sakkara.
De trappenpiramide van Djoser,
Sakkara.

De trappenpiramide van Djoser is gebouwd door een koning met de naam Horus Netjery-chet, die later de naam Djoser kreeg. De piramide en de daarbij behorende gebouwen zijn omgeven door een hoge omheiningsmuur uit heldere Toera-kalksteen.

Deze muur, die ook wel ‘temenos’ wordt genoemd, volgt waarschijnlijk de vorm van de ommuring van Memfis, die in die tijd ineb-hedj (witte muur) werd genoemd. De omheiningsmuur vertoont het karakteristieke paleisfaçademotief dat wordt onderbroken door veertien schijndeuren. Eén van deze deuren vormt echter een werkelijke doorgang, die uitkomt in een smalle corridor, die vervolgens uitkomt op een grote binnenhof.

Aan de zuidzijde van deze hof ligt de 28 meter diepe schacht van de zuidelijke tombe en een bastion dat gedragen wordt door een muur die gedecoreerd is met cobrafiguren. De zuidelijke tombe moet waarschijnlijk worden opgevat als de tweede koninklijke tombe, die gebruikt zou zijn voor de kanopenkruiken met de ingewanden van de koning.

In het midden van de grote hof staan twee lage bouwsels uit kalksteen. Zij werden gebruikt als een soort keerpunt bij de rituele hardloopprestatie van de koning tijdens zijn Sed-festival (Heb Sed). Tijdens dit festival, dat voor het eerst plaatsvond tijdens het 30ste regeringsjaar van een koning, kon hij zichzelf verjongen. Deze Heb Sed-hof was puur ceremonieel, om ervoor te zorgen dat Djoser ook in het hiernamaals over een Heb Sed kon beschikken.

Heb Sed-paviljoen, trappenpiramide van Djoser, Sakkara.
Heb Sed-paviljoen, trappenpiramide van Djoser,
Sakkara.

In het midden van de hof aan de oostzijde bevindt zich het Heb Sed-paviljoen. Hier stond tijdens de Heb Sed het ka-beeld van de koning.
Ten noorden van deze hof bevindt zich het symbolische zuidelijke huis, een soort ministerie van Opper-Egyptische zaken, herkenbaar aan de waterlelievormige kapitelen van de zuilen. Ernaast ligt het noordelijke huis van Neder-Egyptische zaken, herkenbaar aan de papyruszuilen. Op de muren van het zuidelijke huis staan hiëratische inscripties, achtergelaten door bezoekers uit het Nieuwe Rijk, die de naam Djoser vermelden.

Achter de piramide, aan de noordzijde, bevindt zich de dodentempel van Djoser. De positie van deze tempel is uniek; bij latere piramides was deze altijd aan de westzijde. De ingang bevindt zich wel, net als bij latere piramides, aan de noordzijde. Aan de rand van de dodentempel is de serdab (Arabisch woord voor kelder) te zien. In deze ruimte werd het ka-beeld van de koning geplaatst, van waaruit hij naar de sterren kon kijken. Het beeld in de serdab is een replica van het ka-beeld van Djoser. Het origineel staat in het Egyptisch Museum in Caïro.

De piramide zelf was oorspronkelijk zestig meter hoog en is gebouwd door een aantal mastaba’s op elkaar te plaatsen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de koninklijke architect en bouwmeester Imhotep het gebouw een aantal keren aangepast. In de eerste fase was er sprake van een voor die tijd normale koninklijke mastaba. Vervolgens werd het grafcomplex ommuurd met als gevolg dat de koninklijke mastaba niet meer zichtbaar was. Daarna werd de mastaba uitgebreid door er nog een mastaba op te plaatsen. Weer later werd, om godsdienstige redenen, het bouwwerk verder uitgebreid waardoor uiteindelijk zes treden ontstonden. Er ontstond als het ware een trap waarmee de ach van de overleden koning naar de sterren kon opstijgen.

PvG

Bezoek ook www.saqqara.nl

Bronnen:
– Heilige plaatsen in het oude Egypte – L. Oakes