Gebel es-Silsila

Steengroeve, Gebel es-Silsila.
Steengroeve, Gebel es-Silsila.

Op beide oevers van de Nijl, ongeveer 42 kilometer ten zuiden van Edfoe, liggen de steengroeven van Gebel es-Silsila. Hier gaat het kalksteen over in het zandsteen dat gebruikt werd voor veel Egyptische tempels.

De naam Gebel es-Silsila betekent letterlijk ‘de berg van de keten’ en verwijst naar een Arabische legende. Volgens de overlevering zou op deze plek waar de Nijl het smalst is, ooit een ketting over de rivier zijn gespannen om tol te kunnen heffen van voorbijvarende schepen. Omdat de Nijl hier zo smal is was het effect van de jaarlijkse overstroming het grootst. Er ontstond dan ook een belangrijke offercultus rondom de god van de Nijloverstroming Hapi en de vruchtbaarheidsgodin Taweret.

De steenblokken uit de steengroeven werden vanaf het Middenrijk tot in de Romeinse Tijd gebruikt voor de bouwwerken van de farao’s en keizers. Pas vanaf de regeerperiode van koningin Hatsjepsoet vond de mijnbouw op grote schaal plaats. Tijdens de regeerperiode van Ramses II waren er ongeveer 3000 arbeiders werkzaam in de steengroeven.

Op de oostoever van de Nijl zijn restanten teruggevonden van de oude stad Chjenoe, met een tempel van Ramses II. In de bergwand achter Chjenoe bevindt zich een stèle uit de beginjaren van de regeerperiode van farao Amenhotep IV/Achnaton. Deze bevat inscripties van de farao in aanbidding voor de god Amon. De beeltenissen van de farao en de godheid zijn weggehakt maar nog goed zichtbaar. Wellicht zijn in dit gedeelte van de groeve talatat-blokken uitgehakt om te gebruiken voor de bouwactiviteiten van Amenhotep IV/Achnaton in Thebe.

Aan de voet van de bergwand bevinden zich kleine rotsgraven uit de Predynastische Tijd. In zuidelijke richting liggen steengroeven met daarin een aantal stèles uit de regeerperiode van farao Amenhotep III, een aantal onvoltooide sfinxen en een schrijn aangelegd door een vizier van Amenhotep III. In een lager gedeelte vlak na de steengroeven bevindt zich nog een onvoltooide sfinx. De daaropvolgende steengroeven zijn tussen 1906 en 1909 gebruikt om stenen te winnen voor de bouw van de dam bij Esna.

Ten zuiden hiervan bevindt zich een stèle van Sethy I. Dichtbij de oever van de Nijl is een stèle van koning Apries uit de 26ste dynastie te vinden. Ongeveer 500 meter verder ligt een tweede groeve voor steenblokken die naar Esna zijn verscheept. Alle wanden van de diverse steengroeven zijn voorzien van graffiti en markeringen van de werklui.

Kapellen, Gebel es-Silsila.
Kapellen, Gebel es-Silsila.

Ook op de westoever bevinden zich verscheidene steengroeven. Aan de noordzijde ligt de speos van Horemheb. Ongeveer 450 meter ten noorden van deze rotstempel, bij het gehucht Nag el-Hammam, bevindt zich nog een schrijn van de farao. Deze werd grotendeels vernietigd door moderne mijnbouw in de jaren ’70 van de vorige eeuw.

Vanaf de speos van Horemheb, in zuidelijke richting, bevinden zich vele stèles en inscripties van privépersonen en ongeveer 300 graffiti en rotsinscripties. Ze stammen uit diverse tijdsperioden, van de prehistorie tot de Romeinse Tijd.

Langs de oever in zuidelijke richting bevinden zich 32 offerkapelletjes van hoge ambtenaren uit de 18de dynastie. Deze kapelletjes zijn oost-west georiënteerd en hebben een in de rotswand uitgehouwen vertrek. De ingang is voorzien van een latei met de naam van de regerende farao en een gevleugelde zonneschijf. In de doorgang staan offerformules en op de wanden van de kapel staan meestal banketscènes, offerscènes en reinigingsrituelen afgebeeld.

In de meeste kapellen bevond zich in de achterwand een zitbeeld van de eigenaar, eventueel met familie. De meeste kapelletjes zijn waarschijnlijk bewust zodanig aangelegd, dat ze tijdens de jaarlijkse overstroming gedeeltelijk onder water kwamen te staan, als symbool van wedergeboorte. Door de bouw van de huidige Assoeandam bevinden de kapellen zich tegenwoordig zo’n vier tot vijf meter boven het waterniveau.

Achttien kapellen dateren uit de regeerperiode van Hatsjepsoet en Thoetmoses III, waaronder kapellen van Senmoet en Hapoeseneb, een hogepriester van Amon.

De stèles van farao’s Sethy I, Ramses II, Merenptah en Ramses III, Gebel es-Silsila.
De stèles van farao’s Sethy I, Ramses II,
Merenptah en Ramses III,
Gebel es-Silsila.

Helemaal in het zuiden, voorbij de kapellen en de steengroeven, bevinden zich vier stèles van farao’s Sethy I, Ramses II, Merenptah en Ramses III. Ze zijn alle gewijd aan de Nijlgod Hapi. De eerste drie stèles zijn voorzien van twee zuilen met waterleliekapitelen.

De stèle van Sethy I en de aanlegsteiger voor de stèles zijn door een aardbeving gedeeltelijk verwoest. Van deze stèle zijn dan ook slechts de onderste reliëfs nog zichtbaar. De stèles van Ramses II en Merenptah zijn beiden gedateerd in hun eerste regeringsjaar. De stèle van Ramses III is uit zijn 6de regeringsjaar. Deze eenvoudige rechthoekige stèle werd uitgehakt in een vrijstaande rots ten noorden van de anderen.

LdJ

Bronnen:
– UCLA Encyclopedia of Egyptology, Gebel el-Silsila – A. Kucharek
– KMT Herfst 2004 – The sandstone quarries and rock cut chapels of Gebel el-Silsila – D. Forbes