De oude Egyptenaren speelden in hun vrije tijd verschillende bordspelen. In dit deel worden de bordspelen ‘slangenspel’ (mehenoe) en ‘honden en jakhalzen’ beschreven.
Slangenspel
Een van de oudst bekende bordspelen van de Egyptenaren is het slangenspel dat letterlijk omkronkeling betekent. Dit verwijst naar de vorm van het spelbord dat een gestileerde weergave is van een slang die zijn staart rondom zijn kop heeft opgerold.
In het graf in Abydos van koning Sechemib-Peribsen (2760 – 2749 v.Chr.) uit de 2de dynastie werden drie mehenoe-spelborden aangetroffen. Deze exemplaren uit faience worden in het Louvre bewaard. Ze vertonen afwisselend hogere en lagere vierkantjes die spiraalsgewijs vanaf de buitenrand naar het midden van de schijf lopen.
Ook zijn spelborden bekend waarbij de buitenrand uitloopt in een ganzenkop en de binnenrand in een slangenkop. Waarschijnlijk waren de spelregels niet erg afwijkend van het Nederlandse ganzenbord. Uit voorstellingen blijkt dat het spel zelfs met zes spelers kon worden gespeeld. Ieder speler beschikte over drie pionnen in de vorm van een leeuw, drie in de vorm van een leeuwin en nog eens zes balletjes in verschillende kleuren. Bij het slangenspel gebruikte men werphoutjes.
Honden en jakhalzen
De oorspronkelijke naam van het honden en jakhalzen bordspel, ook wel ‘achtenvijftig gaatjes’ genoemd, is niet bekend. Vele spelborden en speelstukken van dit spel zijn teruggevonden in Egypte en Mesopotamië. In het Louvre wordt een bijzonder exemplaar van het honden en jakhalzenspel bewaard in de vorm van een nijlpaard.
Een ander prachtig exemplaar bevindt zich in het Metropolitan Museum in New York en dateert uit de tijd van Amenemhat III (1844 – 1797 v.Chr.) uit de 12de dynastie tijdens het Middenrijk. Dit spel is afkomstig uit het graf van Renyseneb en bestaat uit ebbenhout en ivoor en heeft de vorm van een klein meubelstuk met pootjes.
De bovenkant is uit ivoor gesneden en toont een palmboom met daar omheen achtenvijftig gaatjes. In de lade zijn tien pionnen gevonden. Het zijn in feite houten pinnen waarvan vijf met een hondenkop en vijf met een jakhalskop. De pinnen werden gestoken in de gaten van het spelbord die de route beschrijven die door de pinnen moest worden gevolgd. Het spel werd door twee spelers gespeeld. Drie bikkels dienden als dobbelstenen.
Het doel was om de kruin van de palmboom te bereiken. Dat is waar de zoete dadels kunnen worden geplukt. De gaatjes aan weerszijden van het bruine cirkeltje boven de palmboom vormden het vertrekpunt voor beide spelers. Sommige gaatjes vertonen speciale markeringen, zoals nummer 5, 15 en 29. Dit kan erop wijzen dat zij een speciale functie hadden in de loop van het spel. Wellicht mocht je bij het vijfde en vijftiende gaatje nog eens de werphoutjes te gooien. Bij gaatje 29 moest je misschien terug naar af. Soms zijn ook verbindingslijnen te zien tussen de gaatjes, wat op een kortere route zou kunnen wijzen. De eerste speler die zijn pinnen vanuit de laatste vijf gaten op de kruin van de palmboom heeft gespeeld, wint het spel.
HP
Lees ook: Bordspelen: senet en tjaoe waarin de bordspelen ‘senet’ en ‘tjaoe’ worden beschreven.
Bronnen:
– Senet, Gaming With the Gods: The Game of Senet and Ancient Egyptian Religious Beliefs – P. Piccione
– Everyday Life in Ancient Egypt – L. Casson