
Lay-out van cachette DB 320
Vanaf 1875 doken op de Egyptische antiekmarkt steeds vaker grafobjecten zoals sjabti’s en dodenboeken op. De Oudheidkundige Dienst vermoedde dat er door grafrovers een nieuw graf was ontdekt en begon een onderzoek. Het onderzoek richtte zich op de plaats Sjeich Abd el-Qoerna op de westelijke oever bij Loeksor. Deze plaats was gebouwd op faraonische graven en de bewoners stonden bekend als grafrovers. Het onderzoek richtte zich vooral op de familie Abd el-Rasoel uit het dorpje Sjeich Abd el-Qoerna. Het was bekend dat deze grafroversfamilie de afgelopen jaren steeds rijker was geworden. Daarom waren zij de logische verdachten.
Ondanks hardhandig ondervragen, lieten de el-Rasoels aanvankelijk niets los over een mogelijk graf. In 1881 verbrak Mohammed Ahmed Abd el-Rasoel echter het stilzwijgen. Nadat de Oudheidkundige Dienst hem had beloofd dat hij niet zou worden vervolgd, vertelde hij het familiegeheim. In 1871, tijdens een zoektocht naar een weggelopen geit in de kliffen bij Deir el-Bahri, had Mohammed Ahmed toevallig een ingang van een graf (DB 320) gevonden. De voorwerpen die zich in het graf bevonden, werden door de familie stuk voor stuk in het geheim verkocht. Mohammed Ahmed leidde Emile Brugsch, het plaatsvervangend hoofd van de oudheidkundige dienst, naar het verscholen graf. Een verticale schacht van twaalf meter diep leidde naar een zeventig meter lange gang. In de kamer waar de gang op uit kwam, lagen tientallen grafkisten. Hierin lagen de mummies van heersers uit het Nieuwe Rijk, waaronder die van Thoetmoses I, Thoetmoses III en Ramses III. De mummies waren hier door de priesters uit de 21ste dynastie herbegraven. Om te voorkomen dat het nieuws van de ontdekking andere grafrovers aan zou trekken, liet Brugsch het graf binnen 48 uur ontruimen. Meer dan veertig mummiekisten, mummies en duizenden grafgiften werden ingepakt en naar het Egyptisch museum in Caïro gebracht.

De mummie van Thoetmoses I, Egyptisch museum, Caïro
In 1898 ontdekte de Franse egyptoloog Victor Loret in het Dal der Koningen het graf van Amenhotep II (KV 35). Naast deze mummie waren er negen andere koningen, waaronder Thoetmoses IV, Amenhotep III en Merenptah in het graf herbegraven. Deze mummies lagen in twee rijen naast elkaar in één van de zijvertrekken van de grafkamer. In een ander zijvertrek lagen drie niet omwikkelde mummies. Over de identiteit van deze twee vrouwen en jonge man is in de afgelopen jaren veel discussie geweest. Ondanks veel onderzoek is hun identiteit onbekend. In het voorvertrek van deze tweede koninklijke cachette lag ook nog het lichaam van een prins, die niet in linnen was gewikkeld.
Alle mummies werden door Loret klaargemaakt voor transport naar Caïro. Maar op het laatste moment werd het transport door de Egyptische overheid tegengehouden. Pas twee jaar later werden de negen koninklijke mummies naar Caïro gebracht. Amenhotep II, de prins uit het voorvertrek, en de drie mummies uit het zijvertrek bleven achter. De mummie van de prins in het voorvertrek werd in 1901 door grafrovers aan stukken geslagen. De mummie van Amenhotep II werd in zijn sarcofaag tentoongesteld aan bezoekers van het graf. In 1931 werd besloten deze mummie alsnog naar Caïro te brengen. In het voorjaar van 2008 zijn ook de drie mummies uit het zijvertrek naar het Egyptisch museum in Caïro gebracht. Sinds begin 2010 zijn deze drie mummies te zien in het museum.
PvG
Bronnen:
– Egypte, het verhaal van een oude beschaving door de ogen van haar ontdekkers – J. Tyldesley
– Imperial lives vol. 1 – D.C. Forbes
– Egypte, het land van de farao’s – R. Schulz en M. Seidel