De god Ra

Ra-Horachte in het graf van Nefertari, QV66, Dal der Koninginnen.
Ra-Horachte in het graf van Nefertari,
QV66, Dal der Koninginnen.

De god Ra is het meest bekend in zijn rol als zonnegod. Zijn naam is het Egyptische woord voor zowel ‘zon’ als ‘dag’. In de loop van de Egyptische geschiedenis zijn aan de godheid vele eigenschappen toegeschreven. Mythologische verhalen geven een beeld van een Egyptische oppergod die verschillende rollen vervult.

In de loop van de lange faraonische geschiedenis wordt de god Ra daarom vaak samengesmolten met andere goden; onder andere Atoem, Horus en Amon. Hij kan een mensengestalte aannemen met het kop van een valk, een ram of een mestkever. Wanneer hij is samengesmolten met andere goden, kan hij ook volledig als een heilig dier worden weergeven. Als Amon-Ra verschijnt hij als een ram. In zijn nog te ontstane nachtelijke vorm wordt hij weergegeven als de zwarte mestkever Chepri.

Ook kan de zonneschijf Ra in zijn nachtgestalte volledig zijn omsloten door de positieve en beschermende slang Mehen. Een krachtige stier, een zittende kat of liggende leeuw kan ook als een verschijningsvorm van Ra worden gezien. De blauwe reiger werd als de ba-ziel van de zonnegod beschouwd. De zonneschijf werd niet alleen als het zichtbare lichaam van Ra gezien. Het werd ook als zijn rechteroog beschouwd, een schijnbare tegenstrijdigheid die voor de Egyptenaren geen probleem vormde.

Volgens de scheppingsmythe uit Heliopolis, is Atoem-Ra de god die ontstaat uit het oerwater Noen. Hij schept vervolgens alle aspecten van de kosmos. Niet alleen de andere Egyptische goden en godinnen, maar ook de mensheid wordt door hem geschapen. In deze hoedanigheid wordt hij niet alleen als de vader, maar ook als de moeder genoemd van alle levende dingen. 

Volgens de mythe van de Hemelkoe was Ra de eerste koning op aarde. Hij werd op de rug van de koegodin Noet naar de hemel verheven toen hij te oud en te moe was geworden om op aarde te regeren. Noet werd daarmee het hemelgewelf en Ra de koning van de hemel. Nadat hij naar de hemel was opgestegen, beïnvloedde hij met zijn zonlicht de drie seizoenen van Egypte. Men had diep ontzag voor de kracht van het goddelijke licht, dat als een vorm van de god Sjoe werd gezien.

Het licht afkomstig van Ra droeg bij tot het nieuwe leven van de planten op aarde. Het maakte ook dat de mensen en vele diersoorten uit de nacht ontwaakten en dagelijks tot de dynamiek van het leven overgingen. Tegelijk met de schepping van de wereld, schept Atoem-Ra het koningschap over de wereld. Na zijn eigen heerschappij op aarde, wordt Atoem-Ra vanuit het godenrijk de vader van de farao op aarde. Sinds de 4de dynastie voegen de koningen daarom de uitdrukking ‘Zoon van Ra‘ toe aan hun titulatuur.

Ra in zijn nachtbark in een voorstelling uit het Poortenboek KV 16 van Ramses I, Dal der Koningen.
Ra in zijn nachtbark in een voorstelling uit
het Poortenboek KV 16 van Ramses I,
Dal der Koningen.

Overdag reist Ra in een bark als zichtbare zonneschijf langs de hemel naar het westen. Gedurende de nacht reist hij, verborgen in de kajuit van de nachtbark, langs de sterrenhemel terug naar het oosten. Volgens de geloofsopvattingen van de Egyptenaren zouden alle overledenen aan deze gevaarlijke vaartocht worden onderworpen. Iedere opvarende in de boot helpt daarom mee om Ra en de overledene te beschermen.

Tijdens deze reis ondergaan de zon en de overledene een complexe transformatie, met als resultaat een wedergeboorte. Ra verenigt zich met de god van het dodenrijk Osiris. In verwijzingen naar de nachtelijke hemelreis wordt de nachtelijke zon ook wel Ra-Osiris genoemd. Samen worden ze wedergeboren in de vorm van de nieuwe zonnegod Ra-Horachte, een verschijningsvorm van Horus als zoon van Osiris. De overledene vergezelt Ra niet alleen in zijn nachtbark. Na zonsopkomst vaart hij samen met vele andere positieve goden mee in de dagbark van Ra.

De verering voor de belangrijke zonnegod Ra komt ook tot uiting in de architectuur. De vorm van de piramiden en obelisken verwijzen naar de vorm van de heilige benben-steen die in directe relatie stond met de zonnegod. De grote tempel van Ra bevond zich in Heliopolis, het oude Ioenoe. Er zijn talloze verwijzingen naar dit heiligdom te vinden. Zo zijn de zonnetempels van drie farao’s uit de 5de dynastie te Aboe Goerob en Aboesir mogelijk kleine kopieën van de grote tempel in Heliopolis. Helaas zijn de restanten van de tempel zelf nooit teruggevonden. Dit is mede te wijten aan de Perzische heerser Cambyses die het heiligdom voor Ra heeft laten vernietigen.

Volgens de geschiedschrijver Strabo verwoestte Cambyses het ene heiligdom met vuur en het andere met ijzer. Dit slaat waarschijnlijk op het historische gegeven dat er te Heliopolis oorspronkelijk twee aparte tempels hebben bestaan: een voor Ra en een voor Atoem. 

Tegenwoordig staat in Heliopolis alleen nog de oudste obelisk van Egypte overeind, die van Senwosret I uit de 12de dynastie. De overige obelisken uit de zonnestad staan nu op pleinen en in stadsparken in Rome, Londen en New York opgesteld. Uit de tijd van Senwosret I is ook een schets van een nieuw te bouwen tempel voor Ra-Horachte bewaard gebleven. Waarschijnlijk betrof het een uitbreiding van de bestaande tempel van Ra te Heliopolis.

De farao deed echter voorkomen alsof hij een nieuw heiligdom had gesticht. Hij heeft de bestaande tempel voorzien van een nieuwe pyloon, waarvoor twee obelisken werden opgesteld. Hoewel de grote tempel van Ra zich in Heliopolis bevond, werd de zonnegod in heel Egypte en gedurende de gehele faraonische geschiedenis vereerd.

MvK

Bronnen:
– Egyptian Mythology – A.G. De Beler
– The Complete Gods and Goddesses – R.H. Wilkinson
– Egyptian Mythology – P. Hamlyn