De goden Sjoe en Tefnoet

Reliëfvoorstelling van de godin Tefnoet, Tempel van Karnak, Loeksor.
Reliëfvoorstelling van de godin Tefnoet,
Tempel van Karnak, Loeksor.

De goden Sjoe en Tefnoet zijn volgens de scheppingsmythe van Heliopolis één van de eerste goden die ontstonden. De scheppergod Atoem creëerde hen beiden en samen vormen ze een godenechtpaar. Sjoe is de god van de lucht en Tefnoet is de godin van de vochtigheid.

Hun namen zijn ontstaan uit een klanknabootsing. Uit de mond van hun vader werd Sjoe geblazen en Tefnoet getuft. In teksten uit de Late Periode wordt haar naam dan ook geschreven met twee spugende lippen.

In de Piramideteksten worden de goden Sjoe en Tefnoet voor het eerst genoemd. Daar staan ze steeds in nauwe relatie tot lucht en water. Tefnoet produceert het zuivere water voor de overleden koning die opstijgt naar de hemel via de botten van Sjoe, waarmee waarschijnlijk de wolken worden bedoeld. Tefnoet wordt in deze magische spreuken ook gezien als de goddelijke vorm van de lagere atmosfeer, met ochtenddauw en mistbanken boven de aarde, haar zoon Geb.

Sjoe heft zijn dochter Noet op van zijn zoon Geb en scheidt zo hemel en aarde. Papyrus van Paser, RMO, Leiden.
Sjoe heft zijn dochter Noet op van zijn zoon Geb
en scheidt zo hemel en aarde.
Papyrus van Paser. RMO, Leiden.

Toen Noet de sterrenstelsels doorslikte werd de aardgod Geb, haar broer en echtgenoot, boos op haar omdat ze hun kinderen opat. Het was Sjoe die toen hemel en aarde scheidde.

Sjoe en Tefnoet worden ook gezien als de leeuwentweeling van de horizon. Ze worden weergegeven als twee leeuwen of als twee gevlekte katten. Ze zitten dan ruggelings aan elkaar. In sommige voorstellingen is het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje duidelijk te zien. In de holte tussen hun ruggen rust de zonneschijf, al dan niet weergegeven in het teken voor horizon. Tefnoet staat dan voor het westgebergte en Sjoe voor het oostelijke heuvelland.

Deze twee leeuwen staan ook symbool voor complementaire tijdsbegrippen zoals Gisteren en Morgen of de twee vormen van eeuwigheid. Tefnoet staat dan voor djet, de statische eeuwigheid en Sjoe vertegenwoordigt neheh, de eeuwige cyclische vernieuwing. Tefnoet en Sjoe worden in deze dubbelvoorstelling aangeduid met Roety, de beide leeuwen. In dat opzicht staan ze symbool voor de dubbele leeuwengestalte van Aker. Deze god staat garant voor een goede overgang in en uit de Doeat.

Menat en aegis met Tefnoet en Sjoe, Walters Museum, Baltimore.
Menat en aegis met Tefnoet
en Sjoe,
Walters Museum, Baltimore.

In haar verschijningsvorm als kat wordt Tefnoet ook geassocieerd met het ‘Oog van Ra’. Ze werd zelfs gezien als de dochter van de zonnegod Ra. In een papyrus uit de Late Tijd staat de mythe van ‘de verre godin’ beschreven. Tefnoet krijgt ruzie met de zonnegod. Ze werd woedend, veranderde zichzelf in een zonneleeuwin en rende weg naar Nubië. Maar met haar verdween ook alle vochtigheid uit Egypte en werd het steeds droger en droger.

Daarnaast had Ra zijn oog nodig om zich te beschermen tegen zijn vijanden, want niets is zo gevaarlijk als het Oog van Ra. Uiteindelijk wordt de god van de wijsheid Thot, vergezeld van Sjoe, erop uitgestuurd om de godin over te halen weer terug te komen.

Gelukkig lukt hem dat en haar terugkomst naar Egypte vormt het symbool voor de Nijloverstroming. Bij haar terugkomst wordt ze verwelkomd met muziek en dans om haar gunstig te stemmen. Ze zal haar kalme vorm weer aannemen, gelijkgesteld aan Hathor.

Sjoe wordt ook geassocieerd met het licht. Misschien omdat het licht als een aspect van lucht werd gezien. Of omdat Sjoe in 3-dimensionale weergaven ook te zien is terwijl hij de zonnegod Ra opheft, zoals in de neksteun uit het graf van Toetanchamon.

Daarnaast word hij geassocieerd met de maangoden Thot en Chonsoe, misschien vanwege het maanlicht of omdat zijn vrouw Tefnoet ook met de maan werd geassocieerd.

Sjoe wordt regelmatig volledig als mens weergegeven met een grote veer op zijn hoofd. Die veer verwijst naar rustige lucht. Dit is dan weer een associatie met de godin Maät.

Ook Tefnoet wordt regelmatig volledig als mens weergegeven, maar vaker nog heeft ze een vrouwenlichaam met de kop van een leeuwin. Ze kan ook volledig als leeuwin worden uitgebeeld. In haar menselijke of half-menselijke gedaante draagt ze vaak een lange pruik, met daarbovenop de zonneschijf en de ureausslang. 

Tefnoet staat ook symbool voor de uraeusslang die de koning aan zijn voorhoofd draagt. Ze heeft daarin een beschermende rol, opnieuw als het Oog van Ra. In die hoedanigheid komt ze soms ook voor als een opgerichte slang op een scepter. Soms heeft die slang een leeuwinnenkop. Ook in een aegis komt Tefnoet veelvuldig voor, net zoals alle andere leeuwingodinnen. Ze zijn lang niet altijd van elkaar te onderscheiden. Tefnoet wordt echter vaak samen met haar broer Sjoe afgebeeld in een bijzonder tweehoofdig ontwerp.

In Heliopolis werden de goden Sjoe en Tefnoet aanbeden in hun verschijningsvorm van een leeuwenpaar. De aanwezigheid van de heiligdommen voor de verschillende leeuwengoden inspireerden de Grieken tot de naam Leontopolis, ‘Leeuwenstad’.
De aanwezigheid van de heiligdommen voor de verschillende leeuwengoden inspireerden de Grieken tot de naam Leontopolis, ‘Leeuwenstad’.

MvK / RdJ

Bronnen:
– Egyptian Mythology – G. Pinch
– The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson
– The Complete Temples of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson