Champollion en de ontcijfering van het hiërogliefenschrift

De steen van Rosetta met de naam van  Ptolemaeus in drie talen, British Museum, Londen.
De steen van Rosetta met de naam van
Ptolemaeus in drie talen,
British Museum, Londen.

Jean-François Champollion ontcijfert in 1822 het hiërogliefenschrift met behulp van de steen van Rosetta. Daar doet hij bijna twintig jaar over. Dat heeft diverse oorzaken. Champollions oudere broer Jacques-Joseph is historicus en archeoloog met een passie voor het oude Egypte. Jacques-Joseph meldt zich tevergeefs aan voor de wetenschappelijke expeditie van Napoleon naar Egypte, maar krijgt in 1802 wel een kopie van de steen van Rosetta in handen. Deze is echter van slechte kwaliteit. Pas in 1815 ontvangt Champollion een kopie waarmee hij een goede vergelijking van de teksten kan uitvoeren.

Tijdens zijn eerste onderzoek in 1808 – hij is dan 18 jaar oud – stelt hij zichzelf vragen als: ‘Heeft het schriftsysteem een soort alfabet? Is het fonetisch van opzet of ideografisch?’ Champollion vermoedt dat de groepen hiërogliefen geen letters zijn, maar ‘woorden’ of fragmenten die uit eenvoudigere ‘letters’ bestaan. Ook ziet hij dat in een Koptisch dialect de klinkers worden weggelaten. Hij denkt dat dit bij het hiërogliefenschrift ook het geval is.

In 1810 krijgt hij het vermoeden dat het hiërogliefenschrift zowel fonetisch als ideografisch is: sommige hiërogliefen stellen klanken voor, terwijl andere juist ideeën uitdrukken. Vanwege zijn ballingschap naar zijn geboorteplaats Figeac (meer daarover in het artikel met zijn levensloop) gaat Champollion pas in 1817 weer verder met zijn onderzoek. In 1820 kan hij definitief vaststellen dat het hiëratisch een cursieve versie van het hiërogliefenschrift is en dat het demotisch daarvan de laatste fase is. Maar Champollion blijft voorlopig nog voor onoplosbare problemen staan. Dat komt omdat hij blijft denken dat het hiërogliefenschrift voornamelijk uit ideogrammen bestaat.

Dan volgt de grote ontdekking. Achteraf is het verbazingwekkend dat andere onderzoekers niet eerder hebben uitgevoerd wat Champollion deed: hij telt het aantal Griekse woorden en het aantal hiërogliefen op de steen van Rosetta. Hij komt tot 486 Griekse woorden en 1419 hiërogliefen. Dat bewijst dat het idee van ideogrammen niet juist is: hoe kunnen 486 woorden bijna 3 keer zoveel ideeën vertegenwoordigen? Hij concludeert dat sommige hiërogliefen fonetische tekens weergeven.

Als hij de schriftsoorten verder vergelijkt, ontdekt hij dat verschillende hiërogliefen dezelfde klankwaarde hebben. Hieruit concludeert hij dat sommige hiërogliefen alleen een alfabetische waarde hebben. Hij combineert dit met zijn eerdere aanname dat het hiërogliefenschrift geen klinkers toont. Daardoor ziet hij nu in welke volgorde de hiërogliefen in de cartouches gelezen moeten worden om de naam ‘Ptolemaeus’ te krijgen. Hij weet nog niet welke klank met welk hiëroglief overeenkomt, maar met behulp van de Griekse uitspraak ‘Ptolemaios’ ziet hij wel welke hiërogliefen de klanken P, T, L, M en S voorstellen.

De cartouche van Ramses II.
De cartouche van Ramses II.

Door bestudering van de zodiac van Dendera ontdekt hij dat er ook ‘stomme tekens’ bestaan: tekens die geen klankwaarde hebben maar iets vertellen over het woord, bijvoorbeeld ‘dier’, ‘man’, ‘plaats’. Deze klankloze hiërogliefen worden tegenwoordig ‘determinatieven’ genoemd.

In september 1822 valt zijn oog op een cartouche met aan het begin een afbeelding van een zonneschijf ‘Ra’ en aan het eind een hiëroglief met de klank ‘s’. Deze ring met een koningsnaam is te zien op een reisschets die een bevriende architect voor Champollion heeft getekend te Aboe Simbel. Hij begrijpt dat hier de naam ‘Ramses’ wordt bedoeld. Er staat echter nog een hiëroglief tussen en Champollion leidt hieruit af dat dit hiëroglief de klank ‘mes’ moet zijn. Omdat ‘mas’ in het koptisch betekent ‘op de wereld zetten’, concludeert hij dat de namen van farao’s een betekenis hebben. Ramses betekent: ‘Ra heeft hem op de wereld gezet’.

In november 1822 ontvangt Champollion een lijst met faraonamen uit de tempel van Sethy I te Abydos. Hij vertaalt de namen en ziet dat zijn systeem klopt.

Champollion komt uiteindelijk tot de volgende conclusies:

  • Er bestaan fonetische tekens in het hiërogliefenschrift.
  • Het hiërogliefenschrift is een combinatie van ideogrammen en fonetische tekens.
  • Klinkers worden niet genoteerd.
  • Determinatieven geven de betekenis aan van woorden die fonetisch worden geschreven.
  • De drie verschillende schriftsystemen: hiërogliefenschrift, hiëratisch en demotisch zijn allemaal varianten die worden gebruikt voor de weergave van één taal.

Na deze grote ontdekking verwacht Champollion roem en eer. Maar hij ondervindt dat zijn ontdekking wordt ontkend, genegeerd en bekritiseerd. Al vanaf 1809 begint er een polemiek met zijn tegenstanders en dat gaat ook na zijn ontdekking in 1822 door. Het duurt nog jaren voordat Champollion eindelijk als de ontcijferaar van het hiërogliefenschrift wordt erkend.

RdJ

Lees ook deel 1: Het leven van Jean-François Champollion

Bekijk ook de faraonamen op de koningskaart van Ramses II.

Bronnen:
– Champollion, het genie dat de hiërogliefen ontcijferde – C. Orgogozo