Sjabti’s

Sjabti van Toetanchamon, Egyptisch Museum, Caïro.
Sjabti van
Toetanchamon,
Egyptisch Museum,
Caïro.

Sjabti’s zijn beeldjes die behoren tot de grafinventaris van de overledene. Ze zijn gemaakt van diverse materialen: hout, faience en diverse steensoorten. De vroegste sjabti’s zijn vervaardigd uit een eenvoudige houten tak, waarvan een van de uiteinden in de vorm van een mensenhoofd was gesneden. De kleinste sjabti’s zijn enkele centimeters groot, de grootsten bijna een halve meter.

De functie van het beeldje is tweeledig. Op de eerste plaats stelt het de overledene voor. Tegelijkertijd is het zijn plaatsvervanger en zal het diens werkzaamheden in het Dodenrijk overnemen. In het oude Egypte moest de overledene namelijk na zijn dood fysieke hand- en spandiensten verrichten in het rijk van Osiris.

Door een magische spreuk, zoals spreuk 472 van de Sarcofaagteksten en later Dodenboekspreuk 6, werden de sjabti’s tot leven gebracht om als ‘stand-in’ te dienen voor de overledene. De tekst werd samen met de naam en titel van de overledene op de sjabti aangebracht.

De spreuk klonk als volgt: De lichtverspreider; de Osiris NN, hij zegt: O jullie sjabti’s als men aftelt, als men oproept om alle werkzaamheden te doen die ginds in het Godsland gedaan moeten worden, namelijk om de velden te ploegen, de oevergronden te irrigeren en zand van oost naar west, en omgekeerd, per boot te vervoeren – ja inderdaad, een vervelend obstakel is daarmee op jullie weg geplaatst! -, zoals een man die op elk ogenblik voor zijn taak is berekend: ‘Hier ben ik, ik zal het doen’, zullen jullie daarginds dan zeggen: ‘Ik ben NN en doe het in zijn plaats’.
In latere tijden wordt de standaardbenaming voor het beeld oesjebti, wat ‘antwoorder’ betekent.

Sjabti's uit het graf van Sennedjem, National Museum of Egyptian civilization, Cairo.
Sjabti’s uit het graf van Sennedjem,
National Museum of Egyptian civilization,
Cairo.

Sjabti’s verschijnen voor het eerst ten tonele in het Middenrijk. In het begin worden ze alleen nog in de koningsgraven aangetroffen maar later ook in particuliere graven. Het beeldje heeft vaak een mummievormig uiterlijk. Het verwijst naar de dode als Osiris, gewikkeld in mummiewindsels, waaruit alleen de handen tevoorschijn komen.

Daarnaast kan een sjabti ook de vorm hebben van de dode in zijn dagelijkse kleding. In het Nieuwe Rijk komt hier een nieuw element bij. Het beeldje gaat dan daadwerkelijk gereedschap dragen om werk te kunnen doen. In de handen houdt hij dan schoffels voor het verrichten van landarbeid of een juk met waterpotten en/of mandjes.

Soms heeft het beeld een ander voorwerp in de handen, bijvoorbeeld een ba-vogel. In het Oudegyptische geloof werd de ziel van een mens, de ba, als een vogel met mensenhoofd voorgesteld. Daarnaast zijn er voorbeelden bekend van objecten, werktuigen of van een amulet zoals een anch ‘leven’, een djed-zuil ‘duurzaam’ of een tyt-strik ‘bescherming’.

Sjabti van Sethy I, British Museum, Londen.
Sjabti van Sethy I,
British Museum, Londen.

Het aantal sjabti’s kan per graf en per tijdsperiode variëren. In het Middenrijk waren de graven slechts voorzien met een of twee beeldjes. In de loop van het Nieuwe Rijk werden dit tientallen en tijdens de 21ste  en 22ste dynastie (Derde Tussenperiode) werd het aantal zeer omvangrijk.

Zo kon een complete set bestaan uit 365 sjabti-beeldjes (voor iedere dag een) plus een opzichter voor iedere tien dagen (het werkrooster in het oude Egypte). In het graf van Toetanchamon zijn 413 sjabti-beeldjes aangetroffen en in het graf van Sethy I maar liefst 701.

In de Derde Tussenperiode werd de opzichtersjabti vaak voorzien van een zweepje om ervoor te zorgen dat de werkers hun werk snel en goed zouden doen. Voor de beeldjes werden speciale sjabtikisten ontworpen. Het zweepje verdween weer in de Late Tijd.

Niet alleen personen hadden deze beeldjes in hun graf. Ook diverse heilige dieren, zoals de Apis-stieren, kregen sjabti’s mee. Zij hadden een mummievormige beeldje met een stierenkop. Doordat sjabti’s vanaf de Derde Tussenperiode massaal toenamen in aantal, ging de kwaliteit achteruit. Deze trend zette zich door totdat de beeldjes aan het eind van de Ptolemaeën Tijd uiteindelijk verdwenen.

YB

Bronnen:
– Gods, Rites, Rituals and Religion of ancient Egypt – L. Gahlin
– De dodencultus van het oude Egypte – Rijksmuseum van Oudheden