Waterlelie, rode lotus en witte iris

Toetanchamon verschijnend uit een blauwe waterlelie, Egyptisch Museum, Caïro.
Toetanchamon,
verschijnend uit een
blauwe waterlelie,
Egyptisch Museum, Caïro.

In het oude Egypte kwamen twee soorten waterlelies voor. De blauwe waterlelie (Nymphaea coerulea) en de Egyptische witte waterlelie (Nymphaea lotus)[1]. Hoewel deze waterplanten officieel niet tot de familie der lotussen (Nelumbonaceae) behoren, worden ze vaak aangeduid als de witte en blauwe lotus. Deze ingeburgerde naamgeving is gebaseerd op het feit dat in de taxonomie de Latijnse term Nymphaea lotus wordt gebruikt voor de Egyptische witte waterlelie. 

De twee waterlelies worden niet alleen in kleur van elkaar onderscheiden, maar ook in de vorm van de bladeren, de bloei en de geur. De blauwe waterlelie opent in de ochtend zijn kelk met spitse bloembladeren. Bij zonsondergang sluit de bloem zich weer. De witte waterlelie opent zijn kelk met ovale bloembladeren juist in de avond en sluit zijn bloem bij zonsopkomst.

De randen van de grote groene, op het wateroppervlak rustende, bladeren van de blauwe waterlelie zijn vrijwel gaaf. De bladeren van de witte waterlelie daarentegen, zijn duidelijk getand. De geur van de blauwe waterlelie, die enigszins aan hyacinten doet denken, is sterker dan die van de witte. De sterke geur van de blauwe waterlelie maakte het tot de meest geliefde bloem in het oude Egypte. In teksten en voorstellingen wordt vrijwel uitsluitend op deze bloem gezinspeeld.

Ook speelde de waterlelie in de mythologie een belangrijke rol. Volgens de Hermopolitaanse scheppingsmythe rees een enorme waterlelie op uit het oerwater. Daaruit rees de zon op. Het openen van de kelk in de ochtend werd gezien als het vrijmaken van de weg voor de jonge zonnegod Chepri of het zonnekind Harpokrates. Iedere ochtend steeg de godheid opnieuw uit het oerwater op.

Het verschijnen van de jonge zonnegod staat beschreven in spreuk 15 van het Dodenboek. Dit motief werd opgevat als het symbool voor de regeneratie en wederopstanding na de dood. De waterlelie werd om die reden ook geassocieerd met de god Osiris en de begrafeniscultus. In spreuk 81a van het Dodenboek wordt de dode zelfs aan de waterlelie gelijkgesteld. Het vignet dat bij de spreuk wordt weergegeven, vertoont een geopende waterlelie waaruit het hoofd van de overledene tevoorschijn komt.

In het graf van Toetanchamon is een houten beeldje aangetroffen waarin deze symboliek driedimensionaal wordt uitgedrukt. De tekst van spreuk 81a bedeelt de overledene als waterlelie macht over de levenstijd toe:

Spreuk om de gestalte aan te nemen van een waterlelie.
Ik ben die reine waterlelie, die uitgaat uit de lichtglans,
die aan de neus van Ra is.
Ik breng mijn tijd door en meet hem aan Horus.
Ik ben de reine (bloem), die uitging uit het veld.
Papyrus- en witte iriszuilen, tempel van Karnak, Loeksor.
Papyrus- en witte iriszuilen,
tempel van Karnak, Loeksor.

Vanaf de Late Periode (664-332 v.Chr.) werd door de Perzen een andere waterplant in Egypte geïntroduceerd. Het betreft de Indische of rode lotus (Nelumbo nucifera). Deze plant onderscheidt zich duidelijk van de twee waterlelies. De knoppen van de rode lotus groeien in trossen en de bladeren steken boven het wateroppervlak uit. Opvallend is ook de zeefvormige vrucht, het Griekse ‘kiborion’ waarin twaalf tot dertig kogelvormige zaadjes zitten. Van de rode lotus is slechts één afbeelding bekend en deze bevindt zich in de Ptolemaeïsche tempel van Chnoem te Esna.

Extra verwarrend is het feit dat de Egyptenaren in hun taalgebruik geen onderscheid maakten tussen de twee waterleliesoorten en de rode lotus. Het woord voor zowel waterlelie als lotus luidde ‘sesjen’. Van dit Egyptische woord is de naam Suzanne afgeleid.

De witte iris of witte lis (Iris albicans) was het symbool voor Opper-Egypte. Deze plant groeit aan de oevers van het water en heeft een wortelstok en een lange steel waar een bloem aan groeit, die drie meeldraden en zes kroonbladeren heeft. Drie bloembladeren wijzen naar beneden en drie staan rechtop.

De meest bekende Egyptische voorstelling van de witte iris is te vinden op de zuidelijke heraldische zuil van Thoetmoses III (Nieuwe Rijk, 1479-1425 v.Chr.) in de tempel van Karnak. De witte iris wordt in de literatuur nogal eens verward met de witte lelie (Lilium candidum). Deze zomerbloeiende bloembol heeft aan de bloemsteel lancetvormige bladeren. De brede trechtervormige witte bloemen hebben zes gele meeldraden. De witte lelie die ook bekend staat onder de naam Madonnalelie is een Zuid-Europese plant en kwam in het oude Egypte niet voor.

HP


[1] De Egyptische witte waterlelie moet niet worden verward met de Europese witte waterlelie (Nymphaea alba).

Bronnen:
– An Ancient Egyptian Herbal – L. Manniche
– Anch, Blumen für das Leben, Pflanzen im alten Ägypten – S. Schoske