Reservehoofden

Reservehoofd uit de 4de dynastie, Egyptisch Museum, Caïro.
Reservehoofd uit de 4de dynastie,
Egyptisch Museum, Caïro.

In 1894 vond Jacques de Morgan het eerste zogenaamde reservehoofd in Gizeh. Tot op de dag van vandaag zijn er 36 van dit soort hoofden gevonden, voornamelijk in de begraafplaatsen rond de oude hoofdstad Memfis.

Het overgrote deel van de reservehoofden (27 stuks) is aangetroffen in Gizeh maar er zijn ook enkele reservehoofden gevonden in Aboesir, Dasjoer en Sakkara. Ze zijn zowel in de ondergrondse grafkamer als op de bodem van de metersdiepe grafschacht van de mastaba’s aangetroffen.

Het oudst bekende reservehoofd werd gemaakt tijdens de regering van Snofroe aan het begin van de 4de dynastie. Tijdens de regeringsperiode van zijn opvolgers Choefoe en Chafra waren deze hoofden zeer populair. De laatste reservehoofden van het Oude Rijk dateren uit de 5de en 6de dynastie.

Reservehoofden zijn zowel vanwege hun uiterlijk als vanwege hun onduidelijke functie een bijzonder fenomeen in de Egyptische kunst. De hoofden zijn gebeeldhouwd uit fijne witte kalksteen en afgewerkt met pleisterkalk. Ze vertonen onmiskenbare gelaatstrekken; diepliggende ogen, wenkbrauwen in opgemaakt verhoogd reliëf en fijne ranke neuzen met een duidelijk zichtbaar filtrum. Het is niet geheel duidelijk of het nu mannen- of vrouwenhoofden moeten voorstellen.

Doorsnede van een mastaba.
Doorsnede van een mastaba.

Het grootste exemplaar is dertig centimeter hoog. Het is overduidelijk dat de hoofden geen onderdeel vormen van een groter geheel. Dit is te zien aan de egale afgeplatte onderkant. Ook zijn er geen restanten van bijbehorende beelden gevonden. Het meest merkwaardige aan deze hoofden is wel het feit dat ze kraslijntjes of inkepingen hebben aan de achterkant, zowel horizontaal als verticaal.

Ook hebben bijna alle hoofden (op een hoofd na) geen oren meer. Bij een aantal is zelfs geen aanzet voor de oren zichtbaar. De beelden lijken welhaast opzettelijk te zijn gemutileerd. De reservehoofden zijn ook nog eens zonder uitzondering monochroom. Ze hebben de kleur van het materiaal waaruit ze zijn vervaardigd, op enkele uitzonderingen uit Nijlklei na, meestal witte kalksteen.

Maar wat was nu de functie van zo’n reservehoofd? Er zijn verschillende argumenten aangevoerd om de betekenis en de reden voor het vervaardigen van deze reservehoofden te verklaren. De meeste egyptologen gaan er van uit dat het willen behouden van de eigenheid en de uiterlijke herkenbaarheid van de overledene de voornaamste reden is geweest. Het gebalsemde lichaam was immer onherkenbaar geworden door het omzwachtelen met mummiewindsel. De angst om het hoofd in het hiernamaals te verliezen door toedoen van demonen of natuurlijk verval zou ook een reden kunnen zijn.

De interessante mengeling tussen idealisering en realisme waarmee de hoofden zijn vormgegeven, laat een van de vroegste voorbeelden van portretkunst zien. Het uiterlijk van de gezichten is vaak zo levensecht dat lange tijd is gedacht aan een voorstudie of model voor een grafbeeld. Echter geen van de mastaba’s waarin reservehoofden zijn aangetroffen bevatte een grafbeeld van de eigenaar.

Reservehoofd uit de 4de dynastie, Egyptisch Museum, Caïro.
Reservehoofd uit de 4de dynastie,
Egyptisch Museum, Caïro.

Toch blijft de moedwillige beschadigingen aan de reservehoofden een opvallend fenomeen. De grove insnede rond de nek kan wellicht worden uitgelegd als een symbolische onthoofding. Onthoofding is reeds bekend uit verschillende prehistorische grafvelden en wordt in de late magische teksten zoals Papyrus Bremner-Rhind en Papyrus Jumilhac genoemd als een gepaste straf voor de slang Apopis, de vijand van Ra. De reservehoofden zouden niet alleen het eindresultaat van de onthoofding uitbeelden.

Ook de daad zelf werd verbeeld door de groef. De diepe verticale groef aan de achterzijde van hoofd zou dan een breuk in de schedel voorstellen. Ook in het mondopeningsritueel werd  rituele mutilatie zowel op de mummie als op een beeld van de overledene toegepast. In de begeleidende scène bij de 13de episode staat de sempriester samen met de voorleespriester voor een drietal beeldhouwers bij het mummiebeeld van de overledene klaar om het te beschadigen.

Een geheel andere theorie gaat er van uit dat de schade aan de oren en de inkepingen op het hoofd zouden zijn veroorzaakt bij het verwijderen van een gipsen mal. De hoofden werden als geïdealiseerde portetkoppen gebruikt voor de vervaardiging van zo’n mal om er een gipsen dodenmasker mee te maken. Het fragiele masker werd ter hoogte van het gezicht op het linnen omwindsel van de mummie aangebracht. Er is tot op heden onvoldoende archeologisch bewijs om de kunnen oordelen wat de functie van de reservehoofden is geweest.

YB

Bronnen:
– Egyptian Art in the Age of the Pyramids – C. Roehrig
– De ‘reservehoofden’ uit het Oude Rijk, in Ta-Mery 2011 – N. Staring
– Syllabus: Mastabateksten – H. Pragt