In het dagelijks leven van de Egyptenaren is textiel altijd een van de belangrijkste en meest gebruikte artikelen geweest. Vele grafschilderingen, beelden en bij opgravingen gevonden kleding geven ons een goede indruk van de wijze waarop mensen gekleed gingen.
De Egyptenaren kenden maar weinig verschillende typen kledingstukken. Mannen droegen meestal een eenvoudige lendendoek van linnen die van de heupen tot de knieën reikte. Vaak was dit hun enige kledingstuk. Bij rijke Egyptenaren waren de lendendoeken soms langer en geplooid tot een soort pofbroek die van voren uitliep in een punt of versierd was met een mooie ceintuur. Van dit kledingstuk zijn wel veertig verschillende modellen gevonden. Soms werd daarop nog een lang hemd gedragen.
Egyptische vrouwen gingen gekleed in een nauwsluitende japon met een soort bretels. Wanneer ze het zich konden veroorloven, was dit kledingstuk gemaakt van een doorschijnende, gaasachtige stof met plooien en versierd met kralen.
Alle Egyptische kleding is in feite in te delen in twee hoofdgroepen: omgeslagen of in model genaaid. De omgeslagen kledingstukken bestaan uit lappen stof die men op verschillende manieren om het lichaam wikkelde. Hiertoe behoren de lendenschorten, rokken, wikkeljurken, mantels en sjaals. De in model genaaide kledingstukken hebben gewoonlijk de vorm van eenvoudige driehoeken of rechthoeken die langs één of meerdere randen zijn dichtgenaaid en met veters werden dichtgebonden. Deze kledingstukken omvatten lendendoeken, tunieken en een bepaald soort jurken. Er zijn geen aanwijzingen dat zulke kleren op maat werden gemaakt voor specifieke personen. Ook zijn geen kledingstukken bekend die voorzien zijn van opvullingen, figuurnaden of gecompliceerde vormelementen.
Linnen was de belangrijkste en meest gebruikelijke vorm van textiel in het oude Egypte. De farao stuurde het als geschenk aan andere vorsten en de arbeiders ontvingen het als betaling in natura voor hun werk. De verschillen in rang spraken niet zozeer uit de snit van de kleding als wel uit de kwaliteit van het linnen.
Zo droegen arbeiders eenvoudige lendendoeken en tunieken van stevige stof, die tegen een stootje kon. Aanzienlijke personen droegen kledingstukken uit ‘peket’, fijn linnen, dat bijna het effect had van zijde. In constructie was er echter geen verschil. De belangrijkste bron van informatie over de verschillen in kwaliteit van het Egyptische linnen is afkomstig van mummies. Geschat wordt dat voor de mummie van Wah uit het Middenrijk, die zich in het Metropolitan Museum in New York bevindt, ongeveer 375 vierkante meter textiel nodig was.
Vaak maakte men de zwachtels van oude lakens of versleten kledingstukken. In een klaaglied in het Thebaanse graf van Neferhotep uit de 18de dynastie (TT 49) wordt over de dode gezegd: ‘Hij die rijk was aan fijn linnen en van kleding hield, en die nu in de weggegooide kleding van gisteren ligt.’
Binnen de egyptologie is lange tijd gedacht dat de Egyptenaren geen wol gebruikten. Dit misverstand berust op tekstvertalingen van klassieke schrijvers als Herodotus (484 – 425 v.Chr.) en Plutarchus (ca. 46 – 120 n.Chr.). Er zijn zelfs wollen weefsels bekend uit het Oude Rijk. Daarnaast zijn enkele wollen weefsels aangetroffen in Tell el-Amarna. De oudste voorstellingen van wolschapen zijn in Nubische rotstekeningen te zien en dateren uit de Egyptische prehistorie.
In alle perioden was het voornaamste schoeisel de sandaal. Sandalen werden vervaardigd uit plantaardige grondstoffen zoals palmbladeren, grassoorten, bies of papyrus. Ze werden waarschijnlijk niet gemaakt in werkplaatsen maar door de vrouwen thuis. Er bestond ook een duurdere, duurzamere variant uit leer.
HP
Lees ook het artikel: schoeisel in het oude Egypte
Bronnen:
– De Kleren van de Farao – G. Vogelsang-Eastwood
– What Life was like on the Banks of the Nile – D. Dersin
– Egypte, Het land van de Farao’s – R. Schultz