In 1889 werd in de heuvels van Sjeich Abd el-Qoerna het graf van Nacht ontdekt door de Franse egyptoloog Eugène Grébaut (1846 – 1915). Het bestaan van het graf was overigens al een aantal jaren bekend bij de lokale bewoners. Tussen 1907 en 1910 is het graf in zijn geheel gedocumenteerd door de Britse egyptoloog Norman de Garis Davies (1865 – 1941) die in dienst was van het Metropolitan Museum of Arts uit New York.
Het graf is reeds in de oudheid leeggeroofd, slechts enkele fragmenten van de grafinventaris zijn teruggevonden waaronder restanten van aardewerk en houten kistjes, enkele kleine stoelpootjes, drie grafkegels en restanten van mummiekisten.
In de grafschacht werd een prachtig intact kalkstenen beeld van de geknielde grafeigenaar gevonden. Het beeld was voorzien van een stèle met daarop een hymne aan Ra en bevatte nog alle oorspronkelijke kleuren. Helaas is dit circa veertig centimeter hoge beeld verloren gegaan. Het schip waarmee het beeld tijdens de Eerste Wereldoorlog in 1915 naar Amerika werd verscheept, is door een Duitse onderzeeboot getorpedeerd en gezonken in de Ierse Zee.
In het graf zijn geen namen van koningen teruggevonden, zodat een exacte datering van het graf lastig is. Aan de hand van stijlkenmerken van de decoraties valt op te maken dat het graf stamt uit de late regeringsjaren van farao Thoetmoses IV en de vroege regeerperiode van farao Amenhotep III (18de dynastie). Het graf heeft de voor dit gebied gebruikelijke vorm van een omgekeerde letter ‘T’, met een voorhof die leidt naar een overlangs vertrek van circa 5 meter x 1,5 meter en een langgerekt vertrek van circa 2,5 meter x 2,2 meter. Daar achter bevindt zich een beeldennis. Vanuit het langgerekte vertrek voert een schacht naar een ongedecoreerde grafkamer.
Het graf is onvoltooid, alleen het overlangse vertrek is gedecoreerd waarbij niet alle scènes compleet voltooid zijn. Het langgerekte vertrek is slechts voorzien van een pleisterlaag en in de beeldennis heeft waarschijnlijk nooit een grafbeeld gestaan.
De ligging van het graf is noord-noordwest gericht maar de decoraties zijn zodanig aangebracht dat het lijkt of het graf oost-west gericht is. De wanden zijn voorzien van een moena-laag van klei en stro, met daaroverheen een dun laagje witte gips. Hierop zijn de diverse schilderingen aangebracht.
Op de wanden waar een deel van de pleisterlaag is beschadigd, is deze opbouw goed te zien. De vele verschillende tinten van de kleuren werden bereikt door verdunning en vermenging van de verf. Opvallend is het veelvuldig gebruik van de kostbare kleuren groen en blauw. Dit zou erop kunnen duiden dat Nacht geen onbemiddeld man was, hoewel de betrekkelijk kleine afmetingen van zijn graf anders doen vermoeden.
Volgens de vermelde titels in het graf was Nacht behalve schrijver in de Amontempel van Karnak ook ‘astronoom’ of ‘urenpriester’. Een functie waarvan de werkzaamheden niet geheel duidelijk zijn. Bestudeerde hij daadwerkelijk de sterren, was hij een priester die een vast ritueel op een vast ingeroosterd tijdstip moest uitvoeren op het dak van de tempel? Of zorgde hij voor de planning van alle rituelen en feesten zodat deze op het juiste tijdstip werden uitgevoerd?
Ook over zijn familie is weinig bekend. In zijn graf zijn afbeeldingen te zien van zijn echtgenote Taoey, een zangeres van Amon. Verder wordt een zoon Amenemopet genoemd, maar het is niet duidelijk of dit zijn eigen zoon is of de zoon van zijn echtgenote. Aangezien alle offergaven worden gebracht door bedienden zou het kunnen zijn dat Nacht zelf geen kinderen had of dat deze al jong zijn gestorven. De kinderen afgebeeld in de moerasscènes worden niet bij naam genoemd. Wellicht zijn deze afbeeldingen dus een ‘verheerlijkte’ weergave.
LdJ
Lees ook: Het graf van Nacht (TT 52) – decoraties deel 1 en deel 2
Bronnen:
– Das Grab des Nacht – A. Ghaffar Shedid en M. Seidel
– De schatten van Luxor en de Vallei der Koningen – K.R. Weeks